Sinds januari van dit jaar (2011) hebben veel tourclubleden in de wandelgangen vernomen dat 8 TCR leden dit jaar de Marmotte gingen fietsen. Regelmatig werd mij gevraagd hoe het met de vorm was en of ik er zin in had. Die belangstelling was leuk en als tegenprestatie mijn verhaal richting de Marmotte en de toertocht van 174 kilometer over 4 Alpencols. “Croix de Fer, Col du Telegraph, Galibier en Alpe d’Huez”
Het begon als een voorstel, ergens tussen Rijssen en Oostenrijk. Derk Bos had nog ergens een sponsor en al brainstormend kwamen we tot 8 personen. Waarom 8 ? Een mooi getal om een appartement te vullen, ze passen in 2 auto’s en het is een te overzien aantal, je hebt geen toerleider nodig, het regelt zich vanzelf. Wel merkte ik dat de groep regelmatig wel om duidelijkheid vroeg, aangezien ik ook nog eens voorzitter ben van onze club, was al snel bepaald dat ik hier en daar maar wat knopen door moest hakken, een rol die mij wel ligt. Gewend om regelmatig van huis te zijn, te overleven in bijzondere omstandigheden is een verblijf van 8 dagen ergens in de Franse Alpen “‘appeltje eitje”.  Ik maak in januari een ambitieus trainingschema, waarbij we met name de zondag gebruiken om wat extra kilometers te maken. Derk Bos regelt het appartement en de inschrijving. Ergens in maart wordt duidelijk dat de sponsor failliet is, jammer maar helaas, niemand maalt er om. We houden 2 vergaderingen bij Willy (Ria alsnog bedankt voor het bier, de kaas en de worst, paste niet helemaal in mijn lijnschema, maar je moet wel eens wat…..) Vanaf de eerste dag dat we besluiten de Marmotte te fietsen tot de dag van terugkomst is de sfeer ontspannen en vooral kameraadschappelijk, iedereen wil een stapje extra doen voor de ander, de kurk waarop een team moet draaien. Veel humor gepaard met sportief bezig zijn.

In januari zet ik de knop om, de weegschaal staat op 105 en ik heb me voorgenomen (wie niet in Nederland op 1 januari ?) om flink wat kilo’s kwijt te raken. Hoe ? Meer bewegen en minder voedselpassaget tussen de vreetsteentjes en de dikke billen.  Mijn eetpatroon moet op de schop. Bewegen doe ik al veel, maar eten ook. Als beroepsmilitair bij de marine schuif ik elke werkdag een flinke warme maaltijd (voor weinig….) naar binnen. Ik schakel over naar brood en karnemelk. Met name de traditionele rijsttafel op woensdagmiddg doet pijn. In de avond een lichte warme maaltijd thuis of op de kazerne.  Elke dag spring ik op de weegschaal en riep de weegschaal in het begin nog: “Alstublieft, niet met zijn tweeën !!!” Zie ik al snel 2 cijfers in plaats van 3, onder de 100 kg. Aangezien het dagelijks sporten ook extra spierweefsel genereert, gaat het vanaf de 95 kg niet meer zo snel naar beneden. In totaal fiets ik in 2011 iets meer dan 11000 km. Leuke bijkomstigheid is dat dit ook het Clubkampioenschap en Kilometerklassement aan het eind van het seizoen opleverde.

In juni ga ik op bezoek bij het fysieke testcentrum op de Knoopkazerne in Utrecht. De militaire arts van mijn onderdeel heeft de meest uitgebreide fysieke test geregeld. Met een zuurstofmasker en tal van draden aan het lichaam zit ik op een door een PC aangestuurde fiets. Ik krijg 1 opdracht: zorg dat de omwentelingen boven de 80 blijven. De dienstdoende luitenant, niet op de hoogte van de vele kilometers die ik al heb gemaakt, ziet dat er iets niet klopt. Het wattage komt niet overeen met mijn hartslag. Hij vraagt of ik soms aan sport doe. De arts die het proces ook volgt, geeft aan dat ik mij de kolere heb gefietst, dat verklaart alles. De luitenant van de Landmacht (die voortdurend blijk geeft niet van de marine en in het bijzonder van mariniers te houden) schreeuwt mij naar het uiterste van mijn fysieke kunnen, na afloop blijkt hij toch wel aardig te zijn.

De uitslag van de test: fysiek in perfecte conditie. In de database blijkt dat mijn gemiddelde overeen komt met dat van een 35 jarige, dus bijna 20 jaar jonger geworden…..

Het verliezen van gewicht gaf een andere kijk op het klimmen. Al snel besefte ik dat “gewicht” een veel grotere invloed heeft op het klimvermogen, dan ik had ingeschat. Kon ik mannen als Willy en Henk in het verleden nooit volgen, dit voorjaar kon ik lang in het wiel blijven. Tijdens een zondagochtend tochtje klop ik Hans op de Apenberg, van kop af, nooit eerder vertoond.

We vertrekken richting Frankrijk met een VW-Crafter en een VW-Passat vol met eten, drinken, kleding en de 8 fietsen. Hebben een voorspoedige reis, rijden de hele nacht door en komen in de vroege zondagochtend in Venosce aan. Een mooi oud appartement, 3 etage’s. De beneden etage als woon- en eetruimte, de beide bovenste als slaap etage’s. We besluiten om de week die komt te gebruiken om de omgeving te verkennen en zo nu en dan een col te beklimmen. Lekker relaxte week, lekker lang ontbijten, overdag een terrasje opzoeken in de avond de afdalingsfilmpjes bekijken. (een stuurcameraatje, diascherm en beamer maken ook deel uit van de uitrusting….)

De dag van de Marmotte: om 5 uur gaat de wekker, heb goed geslapen. Spring in bad, voel aan mijn bovenbenen en de spieren zijn lekker ontspannen, de twee dagen niet fietsen na 3 lange fietstochten door de bergen hebben me goed gedaan. Alles ligt gereed, de fiets is top en we springen met z’n allen in de bus richting Bourg d’Oisans. Wim zal op detop van de  Croix de Fer (de eerste col) ons verzorgen en ook aan het einde van de dag, 5 km voor het begin van Alpe d’Huez.

Eenmaal in Bourg d’Oisans wemelt het van de fietsers, duizenden staan geparkeerd in de verschillende straten. Ik zit in de eerste startgroep van 0700 uur. Iemand naast me heeft een lekke band, hoeveel pech kun je hebben? Hij vervangt de band en kan net als iedereen om 0710 vertrekken. Ik rij over de mat van de tijdregistratie en hoor het apparaat piepen.

Een lang stuk weg richting Rochetaille, ik zie Henk, Willy en Hans voor me rijden. Het tempo ligt om en nabij de 40 km per uur. De meute klimt tegen de haarspelden van het stuwmeer op en niet veel later kan het verzet definitief op het kleine tandwiel voor “34” en achter wisselend tussen de 25, 26 en 28. De 17 km lange klim van de Croix de Fer is begonnen. Een berg waar nauwelijks rustpunten inzitten, hij loopt niet lekker. Soms stukjes vlak, dan weer erg steil. De voorafgaande week heeft geleerd om rustig te beginnen, niet iedereen om me heen hanteert dit, een half uur later haal ik de eerste fanatiekelingen in, ze zijn nooit in het goede ritme gekomen.

Ik hou mijn hartslag in de gaten en zorg dat deze niet boven de 140 komt. Net als een piloot controleer ik voortdurend mijn systemen: ademhaling, hartslag, water innemen, voedsel innemen, verzet controleren, hoeveel tandjes heb ik nog ? Al me al probeer ik ontspannen te fietsen, soms lukt dat, mijn hartslagmeter geeft direct aan dat ik dreig te verzuren, boven de 145 wil het ademhalen richting hijgen, dus gelijk een tandje terug. Eerder dan verwacht ben ik boven. Wim zie ik aan de kant van de weg staan. Mijn eerste vraag is: zijn de anderen al lang voorbij ? “Ongeveer een 20 minuten, en Hans is de eerste”. Ik gooi de bidons vol met water en een beetje zout, druk nog een reepje naar binnen en begin aan de gevaarlijke afdaling van de Glandon (begint net voor de top van de Croix de Fer). De tijdregistratie staat hier stil, dit in verband met de risico’s, het is erg steil en de haarspelden zijn onlogisch. Krijg pijn van mijn nek en het remmen, het wegdek is ook nog eens behoorlijk vol met gaten en oneffendheden. Na 25 minuten dalen ben ik beneden, de bochten worden beter en de weg breder.

Bij een waterpost kijk ik om me heen en na een minuut of 5 zie ik Derk arriveren. Wacht even op hem en we rijden beiden in een groep over de lange weg richting Col de Telegraph. Wel een echte Col. De eerste deelnemers zie ik langs de kant zitten, sommigen beginnen gevaarlijk te slingeren of je hoort ze zwaar hijgend op de pedalen staan, nog niet eens op de helft en nu al bezig met de reserves. Paaltjes langs de kant van de weg geven het aantal km’s aan. Met een snelheid van ongeveer 15 km per uur rij ik naar boven, merendeels 6 a 7 procent stijging. Derk rijdt zijn eigen tempo en ziet mij uit het zicht verdwijnen. Hans, Henk en Willy zitten nu zeker een half uur voor me. De benen doen het nog goed, de hartslag reageert direct op elke in- en ontspanning. Ik probeer zoveel mogelijk licht (voor mijn doen) te draaien en de hartslag op de 135 te houden, iets lager dan op de Croix de Fer.

Na de afdaling van Telegraph, goed te doen, komen we in het plaatsje Valloire, hier is een grote verversingspost. Een hele lange kraam met een grote verscheidenheid aan eten. Met mijn fiets tussen de benen, pak ik wat gedroogde druiven, een stuk cake, een paar stukken brood met plakken worst en suikersnoepjes. Lekker peuzelend zie ik Derk binnenkomen, ik bewaak zijn fiets en na enkele minuten trappen we de fietsen weer aan richting het dak van deze tocht “Col du Galibier”. Eerst een stuk vlak, dan zie ik de weg naar boven lopen, zo ver ik kan kijken zie ik de weg naar boven lopen, met haarspelden tegen de berg op, het einde is niet in zicht, maar moet daar boven ergens bij de sneeuw zijn. Met een gemengd gevoel begin ik de trappers rond te draaien. Het wordt nu echt zwaar. Meer en meer fietsers zie ik afstappen. Het wordt steiler en steiler, de weg is lang, geen moment om de benen te ontspannen, op mijn Garmin zie ik de 2000 meter grens passeren. De warmte doet zijn werk, het lichaam staat nu op 100% inspanningsvermogen, moet me dwingen om niet te gaan hijgen, ademhaling onder controle, hartslag gaat nu regelmatig richting de 150, veel langzamer kan niet, 7 a 8 km per uur, lichter trappen gaat ook niet meer (34×28), ik begin me af te vragen of een tripple niet raadzaam was geweest (een 34×28 is iets zwaarder dan een 30×27). Nog 1500 meter tot de top, ik probeer uit te rekenen hoe lang dat nog duurt, maar krijg de getallen niet op een rijtje, begin dus vermoeid te raken. Ik haal de top.

Het is maar een heel klein topje en het krioelt er van de toerfietsers. Ik besluit om even van het uitzicht te genieten, “once in a lifetime”. Neem wat water en begin aan de afdaling, ik zie in een flits Derk passeren. Het windjack is van grote waarde, een graad of 12 en een lange afdaling van 50 km richting Bourg d’Oisans. Derk zie ik niet meer terug. Bij een tunnel is een ongeluk gebeurd, ook weer wachten, 5 minuten schat ik. Frank zal nog wel achter me zitten, maar waar Henrico en Derk zitten weet ik niet. Henk, Willy en Hans zullen wel binnen zijn. Aangekomen bij de verzorgingspost van Wim zie ik Henrico en Derk. Ok, mijn eergevoel gebiedt mij om beiden achter mij te laten. Dit wordt een korte stop…. Henrico vertrekt al weer snel richting Alpe d’Huez. 5 minuten later vertrek ik met Derk in mijn wiel. De klimcapaciteiten van Henrico ken ik wel en de kans is groot dat ik hem achterop kom.

Ik arriveer bij Alpe d’Huez, de eerste 5 bochten zijn het zwaarst. De benen voelen (naar omstandigheden) prima. Ik begin aan de klim. In elke bocht zie ik uitrustende toerfietsers, afstappers, compleet uitgeputte deelnemers, sommigen houden het hoofd in de handen, helemaal naar de kloten. Ook mijn lichaam begint langzaam de uiterste grenzen op te zoeken. Hartslag krijg ik niet meer boven de 120, als ik even aanzet, verzuur ik meteen en moet gelijk terug naar een lager ritme. Na bocht 6 zie ik een Heemink shirt, ah ha, dit is Henrico. Ik geef hem een laffe tik op de kont, hij lacht en zegt gehoopt te hebben eerder boven te zijn. Zijn benen zijn ook niet best meer. Ik rij verder. Naast een Fransoos die tegen me aan kletst en vermoed dat ik zijn gebrabbel kan vertalen. Tel de bochten af. Vlak voor binnenkomst van het dorp Huez, bel ik mijn vrouw Herma op, harder hijgend dan ik verwacht, geef ik door dat ik mijn Marmotte, het doel van 9 maanden terug, heb gehaald. Ze zegt trots op me te zijn, zo voel ik me ook.